De Frontier vormde lange tijd de grens tussen de indianen aan de westkant en de kolonisten aan de oostkust. Deze lijn was lange tijd, gedurende de Engelse kolonisatietijd, gelegen op de Appalachen die de oorspronkelijke dertien Engelse koloniën scheidden van de rest van het continent. Daarachter lagen de toen vijandige Franse koloniale gebieden en de woongebieden van vijandige indianenstammen.
Na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en vooral na 1803 (de Louisiana Purchase, waarbij Napoleon Bonaparte alle Franse gebieden in Noord-Amerika aan de VS verkocht waarbij deze hun grondgebied verdubbelden) begon de Frontier snel te verschuiven. Na verkenningen van het gebied door 'trappers' zoals Daniel Boone en Davy Crockett, staken steeds meer Amerikanen en Europese immigranten de Apalachen over en vestigden zich in het gebied tot aan de Mississippi.
De indianen werden in reservaten gedwongen, uitgemoord of vluchtten weg naar het Westen. Lange tijd bleef de Frontier toen liggen op 100 graden westerlengte. Daarachter lag het Wilde Westen. Door hernieuwde trek van de blanken naar het westen na de Amerikaanse Burgeroorlog begon de frontier weer verder naar het westen op te schuiven. De goudkoorts vergrootte dit verschijnsel. Bekende gebieden waar kolonisten heentrokken waren Californië en Oregon.
Geromantiseerd in eigentijdse verhalen en latere films was de zogenaamde Oregon Trail, de route waarlangs veel kolonisten naar het westen reisden. In 1890 werd de Stille Oceaan bereikt en werd voor de Verenigde Staten de frontier (en dus de bijbehorende faciliteiten, zie ook Homestead Act) afgeschaft door het Amerikaanse Congres. De overgebleven indianen leefden toen nog bijna uitsluitend in indianenreservaten.
Sommige mensen menen dat na 1890 de grens nabij Hawaï en de andere Pacifische eilanden kwam te liggen. Deze gebieden waren toen namelijk nog niet ontdekt. Die tweede frontier werd nooit zo duidelijk en bekend als de eerste frontier. Hedendaags is er geen sprake meer van een frontier: alle gebieden in Noord-Amerika zijn ontdekt.
Na verkenningen van het gebied door 'trappers' zoals Daniel Boone en Davy Crockett, staken steeds meer Amerikanen en Europese immigranten de Apalachen.
Het beeld van de Amerikaanse Frontier wordt voor de meeste mensen bepaald door wat media zoals film en televisie hen voorschotelen: Een woeste periode met cowboys en geboefte, een periode waarin een mensenleven niets waard was en er constant werd gemoord, etc. Met onze activiteiten willen we dat beeld enigszins trachten bij te stellen. Weinigen weten b.v. dat in één jaar in de 2e helft van de 19e eeuw alleen al in de “beschaafde” stad New York meer mensen vermoord werden als in het hele “wilde westen” in 30 jaar tijd.
In onze uitbeeldingen komen worden met name zaken getoond die weinig van doen hebben met de bekende clichés als de cowboy en de outlaw. Afhankelijk van de setting van een evenement hebben we in het verleden al zaken uitgebeeld als een archeologische/paleontologische expeditie, landmeters, goudzoekers, handelaars, stadsbewoners, bizonjagers, een jachtgezelschap, en ja, incidenteel ook cowboys en veehandelaren. De periode waarop we ons momenteel voornamelijk richten zijn de jaren 1870-1880 (+/- 5jaar). Naast deze voornamelijk civiele uitbeeldingen beelden we ook US Infantry in het westen uit.
Enige interessante boeken:
“I see by your outfit”, Tom Lindmier & Steve Mount.
“Getting a stand”, Miles Gilbert.
“A lady’s life in the Rocky Mountains”, Isabella L. Bird.
“Great surveys of the American West”, Richard A. Bartlett.
“British gentlemen in the wild west”, Lawrence M. Woods.
“The prairie traveller”, Randolph B. Marcy.
“Mountain scouting”, Edward S. Farrow.
“Hunting the American West”, Richard C. Rattenbury.
“War-path and bivouac, or the conquest of the Sioux”, John F. Finerty.
“The pioneer photographer”, Bob Blair.
“A dose of frontier soldiering”, E.A. Bode.